Agrarisch bedrijf 2000 heden
De 20e- en 21e-eeuwse ontwikkelingen in de agrarische sector hebben grote gevolgen voor de natuur en biodiversiteit. Een te hoog gebruik van kunstmest heeft geleid tot schade van de natuurgebieden. Door de uitspoeling van mineralen is de waterkwaliteit ernstig afgenomen. Daarnaaast veroorzaakt de vertering van het veen een aanzienlijke productie van CO2. Aanpassingen van de stallen en een afname van de veestapel moeten leiden tot verbeteringen.
De gevolgen
De periode na 1945 heeft in het kader gestaan van de verhoogde productie van landbouwproducten. Het gebruik van kunstmest nam sterk toe. Door het gebruik van andere rassen ging de productie per koe en het gebruik van krachtvoer omhoog. Nieuwe boerderijen werden gebouwd langs de aangelegde agrarische wegen. Het waterpeil in de sloten werd verlaagd. Het inkomen van de boer verbeterde na 2000 (zie ook: agrarisch bedrijf 1945-2000).
De productiviteitstoename veroorzaakte ook problemen. Door een overproductie aan melk ontstond een boterberg. Dit resulteerde in een beperking van de melkproductie (de melkquotering). Toen deze regeling stopte nam het aantal stuks vee flink toe. Er bestond toen ook al de regeling voor de maximalisering van het aantal vee om de uitspoeling van fosfaat naar de sloten te verminderen. De handhaving van deze regeling was echter zeer gebrekkig waardoor de toename van de veestapel doorging.
Aandacht voor het milieu
In de afgelopen periode verloor het agrarisch landschap zijn bloemrijkdom en veranderde in een egaal grasland. De half-natuurlijke ecosystemen van de voedselarme hooilanden verdwenen. De hoeveelheid weidevogels nam sterk af. Met de toename van het gebruik van kunstmest nam de stikstofemissie toe. Boven Nederland kwam een deken van de stikstofverbindingen te hangen die voor een groot deel veroorzaakt werd door het agrarisch bedrijf.
Na 2000 kwam de reactie op dit beleid op gang. De invloed van de stikstofemissie op de natuurgebieden werd herkend. Het buitenwater moest volgens de kader Richtlijn water (KRW) gaan voldoen aan vastgestelde kwaliteitseisen, Nederland liep hierbij flink achter. Er ontstond grote bezorgdheid over de klimaatsveranderingen die veroorzaakt werden door de toenemende CO2 concentratie in de atmosfeer. De productie van CO2 door het verteren van het veen in de veenweidegebieden speelde hierbij een belangrijke rol. Door de verandering van de agrarische bedrijfsvoering was de weidevogelstand sterk afgenomen. Dit alles was de aanleiding voor een nieuw beleid en daarmee stond de agrarische sector op de drempel van grote veranderingen. De te verwachten problemen leidden tot felle reacties van de agrarische sector met demonstraties op het Malieveld in den Haag.
stikstof en mest
De goede bodemgesteldheid en het klimaat maakten dat er in Nederland steeds meer kunstmest gebruikt werd. Nederland kreeg in 2006 toestemming (derogatie) om meer kunstmest te gebruiken dan de door de EU aangegeven norm. De uitstoot van stikstofverbindingen naar de atmosfeer was in de jaren ervoor steeds meer toegenomen. Hiervan was de landbouw niet de enige schuldige. In 1975 bereikte de uitstoot van stikstofverbindingen een hoogtepunt. De natuurgebieden zoals de moerassen en de heiden hadden ernstig te lijden van de stikstof emissie. In de periode na 1975 verminderde het gebruik van kunstmest en verminderde de stiksof emissies. Na 2010 verminderde de uitstoot van stikstofverbindingen naar de lucht echter niet verder en bleef op een niet acceptabel hoog niveau.
Niet alleen de Nederlandse opinie veranderde, maar ook de Europese Unie maakte zich zorgen over de kwaliteit van het Nederlandse milieu en de sterke afname van de biodiversiteit.
In 2019 trok de EU de derogatie over het stikstof gebruik in. Het gebruik van kunstmest moest geleidelijk verminderd worden. Enkele jaren daarna werd de derogatie voor het uitrijden van mest ingetrokken. Dit bracht de boeren in grote problemen. De bedrijfsvoering was gebaseerd op het legen van de mestkelders in de loop van het voorjaar. Door het uitrijden van mest te verminderen bleef een deel van de mest achter in de kelders. Extra kosten moesten gemaakt worden.
broeikasgassen
Door de verhoogde concentratie aan broeikasgassen wordt de aarde steeds meer opgewarmd. Belangrijke broeikasgassen zijn CO2 en methaan (CH4). Sinds de ontginning van de veengebieden (zie ook: Grote ontginning) waarbij de veengebieden werden drooggelegd kwam het veen boven het niveau van het grondwater en in contact met zuurstof. Het veen verteerde waarbij CO2 vrijkwam. De vertering van het veen is één van de belangrijkste factoren voor het zakken van het land (inklink). Om toch het agrarisch bedrijf mogelijk te maken werd eeuwen lang het waterpeil verlaagd (zie ook: Waterhuishouding 1000-1700). Het land zakte steeds verder en er kwam veel CO2 vrij. Dit speelt een belangrijke rol bij het beheer van de veenweiden (zie ook: De Veenweiden). De laag veen vermindert en is op een aantal plaatsen totaal verdwenen. De productie van CO2 door de vertering van het veen draagt ongeveer 6% bij aan de landelijke CO2 productie en zal daarom sterk moeten verminderen.
Om de productie van CO2 door het verteren van veen tegen te gaan wordt het waterpeil van de veengronden niet verder verlaagd. Hiermee verandert de taak van de waterschappen. De waterschappen hadden eeuwen lang de taak om het peil de functie te laten volgen. De boer vraagt droger land, het waterschap verlaagt het peil. Dit automatisme is nu verdwenen. De peilen worden zo hoog mogelijk gehouden en voor de agrariërs in het veenweidegebied ontstaan problemen.
Methaan is een sterker broeikasgas dan CO2. Het verschil met CO2 is dat methaan door bacteriën wordt afgebroken, maar de concentratie inde atmosfeer neemt toe. Bij de vertering van het gras door de koe komt methaan vrij. Een aanpassing van het voedsel verandert de productie enigszins, maar de veestapel blijft een belangrijke bron van methaan. Alleen een afname van de veestapel kan de productie van methaan door het agrarisch bedrijf verminderen.
de waterkwaliteit
Door de afspraken die in het kader van de Kader Richtlijn Water (KRW) moet het buitenwater in 2027 aan een aantal kwaliteitseisen voldoen. De sloten moeten weer helder zijn. De overdadige groei van algen en daarmee de troebelheid van het water wordt veroorzaakt door de hoeveelheid aanwezig fosfaat. De uitspoeling van fosfaat uit het agrarisch bedrijf is één van de belangrijkste bronnen van fosfaat in het water. De uitspoeling kan voorkomen worden door langs de sloten een bufferzone te handhaven die niet bemest wordt. Het weilandareaal krijgt een blauw-groene dooradering. Door de blauw-groene dooradering kunnen ook de oeverplanten zich beter ontwikkelen en moet het water weer helder worden.
de biodiversiteit
Door het gebruik van kunstmest en de veranderingen van het agrarisch bedrijf is de biodiversiteit sterk afgenomen. Het bodemleven is verminderd en het aantal weidevogels is ongeveer 30% van het oorspronkelijke aantal. De bloemrijke graslanden zijn vervangen door mono-cultures van raaigras.
Om de weidevogelstand weer op peil te brengen werd het Aanvalsplan Grutto ontwikkeld. Hierin werd voorgesteld om een aantal arealen van elk 1000 ha te ontwikkelen met een aangepast agrarisch bedrijf gericht op het stimuleren van de weidevogelstand. In de provincie Utrecht zouden vijf van deze arealen tot stand moeten komen. Op een kleinere schaal stimuleert Het Agrarisch Natuurbeheer de verbetering van de biodiversiteit. De agrariërs krijgen een vergoeding als zij maatregelen nemen die leiden tot een verbetering van de biodiversiteit.
het boerenbedrijf in de vechtstreek
Ook in de Vechtstreek maakt het agrarisch bedrijf de laatste twintig jaar sterke veranderingen door. Dit proces zal zich de komende jaren blijven intensiveren daar de milieueisen een steeds sterker stempel zullen drukken op de bedrijfsvoering.
Het aantal bedrijven blijft afnemen. De provincie Utrecht verwacht dat voor 2030 500 bedrijven zullen verdwijnen. Deels is dit het gevolg van de veranderende milieueisen deels ook door de afname van het agrarisch areaal. Natuurontwikkeling en woningbouw vragen ruimte.
De bedrijven zullen meer gericht worden op een gesloten voedselkringloop. De verbetering van de biodiversiteit gaat een belangrijke rol spelen. De provincie Utrecht streeft ernaar dat de bedrijven extensiever worden. Door een vermindering van de veestapel en een verbetering van de stallen zou de uitstoot van stikstofverbindingen en methaan aan de gestelde eisen kunnen gaan voldoen. Door de maatregelen zal ook de CO2 productie door het boerenbedrijf verminderen. Om de CO2 productie door de vertering van het veen te verminderen streeft de provincie naar drooglegging van 40 of 20 cm. De invloed van de milieumaatregelen zal echter sterk verschillen in de verschillende delen van de Vechtstreek.
De Vechtstreek omvat vele natuurgebieden (N2000 gebieden), om de stikstofemissie in de natuurgebieden sterk te verminderen zullen de bedrijven om de N2000 gebieden verdwijnen of aan zeer strenge eisen moeten voldoen (zie ook: Moerassen).
De gebieden op de Vechtweide ( zie ook: Vechtweide) zullen moeten voldoen aan de stikstof-, methaan- en mestvoorschriften. In hoeverre dit grote veranderingen met zich mee zal brengen zal afhangen van de grootte en intensiteit van het bedrijf. Daar de grond in de Vechtweiden en combinatie is van veen en klei is de vertering van het veen hier veel lager. Hierdoor zullen er minder zware eisen gesteld aan het waterpeil. Er zijn echter wel enkele andere veranderingen te verwachten. In het kader van het streven naar een bedrijf met een gesloten kringloop zou op de hogere delen meer mais- en graanteelt kunnen toenemen. Indien het vee gehouden wordt dicht bij de boerderij zou er naar gestreefd kunnen worden om op de verder van de boerderij gelegen gronden de biodiversiteit extra te stimuleren en bloemrijke weiden te ontwikkelen.
Grotere veranderingen zijn echter te verwachten in het gebied van de Veenweide (zie ook: veenweide). Naast de maatregelen in het kader van de vermindering van de stikstof- en methaanuitstoot spelen maatregelen gericht op de vermindering van de CO2-productie een belangrijke rol. Om de vertering van het veen te voorkomen zal het waterpeil door het hoogheemraadschap hoog worden gehouden. In de nota van de provincie Utrecht (UPLG) worden waarden genoemd van een drooglegging van 20 cm. Het peil in de sloten is dan 20 cm lager dan de hoogte van het land. Op deze gronden zal een rendabel agrarisch bedrijf zeer moeilijk worden. Naast de extensivering is ook het verbreden van de landbouw een optie. Bedrijven met agrarisch natuurbeheer en het stimuleren van de weidevogels, zoals genoemd in het Aanvalsplan Grutto zouden goed passen in het veenweidegebied. Slootkantbeheer langs de brede sloten kan een verrijking van de flora betekenen.
Het aantal bedrijven met een biologische landbouw neemt toe. De provincie Utrecht streeft ernaar dat de bedrijven zich in de richting van een bedrijf met een gesloten kringloop en een natuur-inclusieve bedrijfsvoering ontwikkelen. Het inkomen van de agrariër zou dan kunnen bestaan uit de inkomsten uit agrarische producten en uit ecosysteem diensten. De hier genoemde ontwikkeling mag geen vermindering van het inkomen van de agrariër te betekenen. Het inkomen uit de ecosysteem diensten nog niet duidelijk. Zolang die niet gegarandeerd worden is het onduidelijk of zich op grote schaal natuur-inclusieve bedrijven zullen ontwikkelen.